Met Junior Company praktijkervaring opdoen
Bedrijfseconomiedocent Patrick Fränzel van het VeenLanden College (VLC) startte drie jaar geleden met het programma Junior Company van de stichting Jong Ondernemen. Leerlingen uit 5 vwo krijgen bij het vak bedrijfseconomie de opdracht een eigen bedrijf te starten. Soms gaat dat goed, soms niet. Fränzel: “Ondernemen is risico nemen. Maar van een businesscase die niet uitkomt, leer je ook veel.”
Na een jaar sloot ook economiedocent Jeroen Vis aan bij het programma. Vis: “Een onderneming begin je niet zomaar. Daarom doorlopen de leerlingen in een intensieve lessenreeks van tien weken een aantal fases.” In de eerste fase formeren ze een team. Daarna moeten ze een idee bedenken waar een commercieel of maatschappelijk pijnpunt aan ten grondslag ligt. De derde fase is de marketingfase: is er behoefte aan jouw product? En de laatste fase is een financieel plan met een begrote balans, winst- en verliesrekening en cashflowoverzicht. In de eerste weken ligt de focus met name op het schrijven van het plan en in de laatste weken op de uitvoering en het bijschaven ervan. “Het is dus geen fictief verhaal”, benadrukt Vis.
Halverwege het project is er een belangrijk meetmoment, een elevator pitch voor een publiek van zestig medeleerlingen, docenten en externen. “Alle leerlingen zorgen er wel voor dat ze na vijf weken voldoende voortgang hebben geboekt om een sterk verhaal te vertellen tijdens de pitch-battles”, licht Vis toe. “En dan aan de slag!” Het programma faciliteert een aantal randvoorwaarden die nodig zijn om een onderneming te starten. Vervolgens doen de leerlingen alles zelf. Denk aan het zoeken naar een praktisch probleem waarvoor nog geen goede oplossing is, het in kaart brengen van de doelgroep, het vergaren van een startkapitaal en het vinden van de juiste zakelijke partners. Fränzel: “En met een btw- en KvK-nummer vanuit Jong Ondernemen, wordt het allemaal heel echt.”
‘Leerlingen besteden er veel meer tijd aan dan dat er aan lessen voor staat.’
Het mooie van dit programma is dat het aansluit bij de intrinsieke motivatie van leerlingen. “Dat zien we ook in de lessen: leerlingen besteden er veel meer tijd aan dan dat er aan lessen voor staat en geven in hun reflectieverslagen aan dat ze door willen”, aldus Vis. Waardevol is ook de begeleiding van een externe coach, bijvoorbeeld vanuit het bedrijf dat hun product afneemt. “Leerlingen voelen zich echt serieus genomen”, vertelt Fränzel. “Er gebeuren ook grappige dingen”, vult Vis aan, “leerlingen waren bijvoorbeeld bezig met het ontwikkelen van een planner. De zorgcoördinator, die nog niet op de hoogte was van het bestaan van de onderneming ‘Plenner’, kreeg al bestellingen van ouders die hier interesse in hadden!” Een ander groepje is nu bezig met het ontwikkelen van een eigen parfum uit de extracten van de Lathyrus-bloem. “De winkels Zeeman en Rituals hebben al interesse getoond. Hoe cool is dat?” vertelt Fränzel trots.
“We zijn zelf naast docent ook ondernemer en we beseffen maar al te goed dat je die ondernemingsvaardigheden niet in een klaslokaal leert”, zegt Fränzel, “in deze lessen zijn we dan ook meer hun coach dan hun docent.” Leerlingen krijgen wel theorie zoals het schrijven van een financieel plan, maar het ontwikkelen van vaardigheden staat voorop. “Een van die vaardigheden is dat ze leren adaptief te zijn, te leren hoe je dingen wél voor elkaar krijgt. En verder leren ze natuurlijk 21e-eeuwse vaardigheden zoals samenwerken, presenteren, communiceren en organiseren”, vertelt Vis, “het is een programma waarin leerlingen zich heel breed ontwikkelen.”
Wat er nodig is om een programma als dit te laten slagen? Het VeenLanden College heeft een Vecon Business School-certificering, het programma Junior Company kan de school daardoor tegen een gereduceerd tarief aanschaffen. Vis: “En we hebben veel ruimte van de schoolleiding gekregen om het programma op onze eigen manier te ontwikkelen. Dat wil zeggen: de zakelijke buitenwereld de klas inhalen en andersom. Dat maakt dit programma zo boeiend.” Fränzel: “Het eerste jaar stond een van de bedrijven van onze leerlingen gelijk al in de landelijke finale. En we hebben met andere ondernemingen van leerlingen in landelijke dagbladen gestaan en onlangs in het magazine ‘Into Business’. Die aandacht is natuurlijk niet alleen leuk voor de leerlingen, maar ook voor de school.”
Tijdens zijn werk als vakkenvuller kwamen er steeds klanten aan Ole vragen waar iets stond, waardoor zijn werk vertraging opliep. Daarom bedacht hij met zijn vrienden Richard, Matteo en Levi een device waarop klanten op een plattegrond kunnen opzoeken waar iets staat. “De data ervoor waren al beschikbaar, een device was er nog niet”, vertelt Levi. Eerst dachten de jongens aan een app, maar een zuil bleek toch beter bij de doelgroep, voornamelijk ouderen, te passen. Gerhard van der Bijl, de CTO/CIO van Albert Heijn Nederland heeft inmiddels serieuze interesse in het idee van de jonge ondernemers, en heeft ook wat huiswerk meegegeven. Richard: “Uit het gesprek met Gerhard hebben we bruikbare feedback gekregen. We moeten bijvoorbeeld het product en de use cases verder doorontwikkelen naar de wensen van verschillende doelgroepen.”
“In het begin van het jaar had ik er niet zoveel zin in, omdat ik samenwerken aan praktische opdrachten en het halen van deadlines best lastig vind”, moppert Levi. “Maar ik begin het nu steeds leuker te vinden. Het is gaaf om je eigen ideeën in de praktijk te brengen.” “En je leert weer andere dingen, zoals hoe je contact legt en hoe je moet presenteren. In een boek worden dingen vaak anders verteld dan hoe ze in de praktijk lopen”, vult Richard aan. De leerlingen zijn nu nog op zoek naar een goed verdienmodel. Levi: “We denken aan een percentage van de kostenbesparing van Albert Heijn, dat is wel logisch, toch?” Lees hier https://www.intobusiness.nu/nieuws/met-junior-company-starten-jongeren-eigen-bedrijf.html het artikel in het magazine ‘Into Business’.
Wil je de verhalen die onze scholen delen over hun onderwijs periodiek in je mail ontvangen? Geef je dan hieronder op.